Bioforever: Betaalbare biomassa is een punt van zorg

8 augustus 2017

 

Anton Robek is betrokken bij Bioforever, een Europees project van veertien bedrijven uit Nederland, Griekenland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en Finland. Doel van het project is aan te tonen dat de commercialisering van bio-raffinage haalbaar is. De technologie is in de demonstratiefase.

Hoge prijzen

Uit een recent onderzoek bleek dat slechts 5% van de Europese projecten op het terrein van biobased de commercialisatiefase hebben gehaald. Robek: “de biobased industrie staat inderdaad nog in de kinderschoenen, er is nog veel ontwikkeling nodig. Daarnaast is het altijd lastig om financiering te vinden, zeker als het “first in kind” projecten betreft. Ook de beschikbaarheid van betaalbare biomassa is voor ons een punt van zorg. De prijzen in Europa zijn hoog, want er is veel vraag naar biomassa. We kijken naar hout en daarnaast naar energiegewassen, tarwestro uit Europa en biomassa uit Latijns Amerika.

Subsidie belemmert cascadering

Wat kan de Federatie doen? Anton Robek: “Maak de beleidsmakers in Nederland duidelijk welke uitdagingen er voor de biobased industrie zijn en onder welke voorwaarden de bio-economie een succes kan worden. Er worden nu niet altijd de goede keuzes gemaakt. Zo gaat er veel biomassa met subsidie naar de kolencentrales. Maar de SDE+ regeling belemmert daardoor cascadering. De houtchips kunnen in een bio-raffinaderij omgewerkt worden tot waardevolle chemische bouwstenen. Omdat de energieproducenten veel subsidie krijgen, kijken ze onvoldoende naar mogelijkheden om goedkoper biomassa te sourcen. Er wordt relatief veel betaald voor houtchips en -pellets. In de kolencentrales kun je ook andere afvalstromen – zoals lignine – benutten, voor ongeveer de helft van de prijs van houtpellets. Houtchips kun je daarom beter eerst in een bio-raffinaderij inzetten. Maar dat lukt niet voor 100 euro/ton droge stof, dat is – zonder subsidie – economisch niet haalbaar.”

Flexibel

NGO’s en overheden zouden ook wat meer flexibel kunnen zijn, vindt Robek. “Ik ga graag het gesprek aan. Neem bijvoorbeeld elektrische auto’s. Er moet nog heel veel gebeuren voordat elektrisch vervoer op grote schaal toegepast kan worden. Ondertussen is ethanol een goed alternatief dat nu al voor een flinke vermindering van de CO2-uitstoot kan zorgen, kijk naar Brazilië en de VS. Maar de overheid zet vooral in op elektrisch vervoer. Dat is weinig flexibel en veel te eenzijdig. De Federatie kan helpen door aandacht te vragen voor wat meer flexibiliteit.”