brief aan minister Wiebes

Aan: Minister E. D. Wiebes

Ministerie Economische Zaken en Klimaat

Postbus 20401,

2500 EK Den Haag

 

Den Haag, 14 december 2017

 

Geachte heer Wiebes,

 

Het regeerakkoord omschrijft klimaatbeleid als urgent én veelomvattend. Terecht, want de tijd dringt en het vervoersysteem, de energievoorziening, het landgebruik en de industrie zullen ingrijpend moeten veranderen. De klimaatuitdaging biedt kansen voor Nederland; ons land kan met zijn innovatief vermogen een forse bijdrage leveren aan de wereldwijde transitie. Nederlandse ondernemers zijn gemotiveerd om nieuwe wegen in te slaan en zij dragen zo bij aan een gezonde economische groei.

De bio-economie[1] is een essentieel onderdeel van de transitie naar een koolstofarme economie. Zo’n 25% van de doelstelling van het Klimaatverdrag van Parijs kan kosteneffectief gerealiseerd worden door inzet en efficiënter gebruik van biomassa. Duurzaamheid is daarbij een randvoorwaarde: de bio-economie mag niet bijdragen aan de achteruitgang van ecosystemen, ze moet deze juist versterken. Bij de inzet van biomassa gaat het niet alleen om vervanging van fossiele grondstoffen in de energiesector, maar juist ook in de materialensector. Biomassa speelt bovendien een grote rol in de opslag van CO2. Ook voor de economie is de transitie van fossiel naar bio van belang omdat deze – ook volgens het recent expertrapport van de Europese Commissie – economische groei én duizenden nieuwe banen oplevert, vooral in sectoren en regio’s die het nu relatief moeilijk hebben. Wanneer de externe kosten van fossiel (broeikasgassen en andere milieuverontreiniging) worden meeberekend, is het maatschappelijke voordeel van de bio-economie nog aanzienlijk groter.

Veel ondernemers zien de kansen in de bio-economie. En ze zijn aan de slag gegaan met nieuwe producten (PEF-flessen, biolaminaat, bio-isolatieplaten) en met nieuwe materialen (bio-kunststoffen). Het blijkt dat deze bio-producten vaak betere eigenschappen hebben dan de fossiele varianten. De transitie naar een bio-economie vraagt grote investeringen, ontwikkeling van nieuwe technologie en maatschappelijke acceptatie. Nederland heeft de kennis, de infrastructuur en een ideale mix van bedrijvigheid in de sectoren agro, chemie, materialen, bouw, logistiek, afval, water, energie, visserij en voeding om koploper te zijn.

 

Investeringsklimaat

Het investeringsklimaat voor de bio-economie is echter nu niet goed genoeg. Ondanks een duidelijke trend naar duurzaamheid bij de consument, zijn de marktperspectieven voor biobased producten onzeker. Ten eerste omdat de publieke waardering voor biobased materialen en bio-energie gering is. Een aantal situaties van ongewenste toepassing van biomassa voor bio-energie (bijvoorbeeld palmolie in de brandstoftank) heeft helaas geleid tot een weinig positieve sfeer rondom biomassa. Dat is te betreuren, want uit alle analyses (bijv. FAO, IEA) blijkt dat de inzet van biomassa onmisbaar is voor het realiseren van de mondiale reductiedoelstellingen.

In de tweede plaats is het overheidsbeleid niet optimaal. Er is nog belemmerende regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van afval en van mest, en er ontbreekt een gelijk speelveld. Terwijl er subsidie beschikbaar is voor bijvoorbeeld bij- en meestook van biomassa in kolencentrales moet de inzet van biomassa voor de productie van biobased materialen het bijna volledig zonder overheidssteun doen.

Ten derde ontbreekt nog een ‘track record’. De fossiele industrie kan bogen op jarenlange optimalisatie, waar de biobased productie nog aan het begin staat. Dat maakt het lastig om te concurreren met fossiele materialen en energie.

Daarmee hangt samen, ten slotte, dat de samenwerking tussen de verschillende schakels in de keten nog niet optimaal is. In de loop van de vorige eeuw is er een goede samenwerking ontstaan tussen de olie- en gassector en de chemie. De samenwerking tussen de chemie en de land- en/of bosbouw moet nog grotendeels ontwikkeld worden. Datzelfde geldt voor de dwarsverbanden tussen andere sectoren.  Nieuwe vormen van dienstverlening zijn nodig om allerlei koppelingen in de ketens te maken. De afvalsector bijvoorbeeld, is sterk in ontwikkeling, en een intensievere samenwerking met sectoren die afval (of eigenlijk: grondstoffen) hergebruiken kan veel resultaten opleveren.

 

De Federatie Bio-economie Nederland

De Federatie Bio-economie Nederland is onlangs opgericht om bij te dragen aan een beter investeringsklimaat. Samenwerking tussen sectoren is daarbij essentieel. De Federatie Bio-economie Nederland is een platform voor de hele waardeketen, van primaire producenten (landbouw, bosbouw, visserij) en afvalinzamelaars tot verwerkers in de voedsel- en veevoersector, de chemie, de energiesector en gebruikers, bijvoorbeeld in de bouwsector. De Federatie richt zich daarnaast expliciet op de wetenschap: kennis en onderzoek zijn de motor voor noodzakelijke innovatie. De Federatie verwelkomt ook NGO’s, zodat gezamenlijk de focus op duurzaamheid gericht wordt. De Federatie wil ook jongeren nadrukkelijk aanspreken: zij moeten in de nabije toekomst kansen creëren en verzilveren.

Onze visie is dat bio-energie (elektriciteit, warmte, brandstof) voorlopig nodig blijft om een forse reductie van de uitstoot van broeikasgassen mogelijk te maken. Om biomassa optimaal te benutten, moet echter gelijktijdig ingezet worden op de ontwikkeling van biobased materialen. Nederland is in staat dit te doen, want we hebben een perfecte uitgangssituatie: een sterke kennissector, een sterke landbouw- en chemische sector, een uitstekende infrastructuur voor transport en logistiek en een breed draagvlak voor een goed duurzaamheidsbeleid.

Voor meer informatie over de Federatie Bio-economie Nederland en over haar werkwijze, verwijzen wij graag naar onze website: www.bio-economie.nl.

 

Zeven pijlers voor een effectieve strategie

De transitie vraagt echter ook een actieve overheid. De Federatie pleit voor een duidelijke strategie voor de bio-economie die voortbouwt op de eerdere kabinetsvisie (Biomassa 2030). Die strategie moet bijdragen aan het realiseren van de ambities van ‘Parijs’ én aan een sterke economie. Zeven pijlers kunnen gezamenlijk een duurzame bio-economie ondersteunen.

  1. Stel een duurzaamheidskader vast voor de inzet van biomassa.[2] Zonder stevige criteria rondom duurzaamheid kan de bio-economie zich niet ontwikkelen, blijft het maatschappelijk draagvlak onzeker en tasten ondernemers in het duister. Bescherming van ecosystemen en biodiversiteit is daarbij cruciaal, evenals ‘sociale duurzaamheid’. Zorg voor een praktisch en werkbaar systeem, dat regionaal waar nodig verdere invulling krijgt en aansluit bij bestaande initiatieven.
  2. Breid de innovatieprogramma’s die de bio-economie stimuleren uit. De hele kennisketen is hierbij van belang. Van fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek tot demonstratieprojecten. En van conversietechnologieën voor het mobiliseren van grondstoffen tot innovatieve toepassingen. Thema’s kunnen o.a. zijn: algen, zeewier, bio-raffinage en bio-plastics.
  3. Draag bij aan de ontwikkeling van markten voor biobased producten:
    • Zorg voor een gelijk speelveld, bijvoorbeeld door een subsidieprogramma vergelijkbaar met de SDE+, zodat er ook voor biomaterialen en biobased producten een innovatiegericht instrument bestaat. Zoek daarbij naar mogelijkheden om cascadering te belonen;
    • Wees launching customer: voer een bio-preferred aanbestedings- en inkoopbeleid;
    • Investeer in het draagvlak voor biobased toepassingen. Ondersteun een label voor biobased producten in combinatie met adequate informatie naar consumenten;
    • Stel doelstellingen vast en maak afspraken met sectoren/leveranciers over een toenemend aandeel ‘bio’ voor grote productstromen (bijvoorbeeld verpakkingen, bouwmaterialen). Maak van ‘cascadering’ een leidend principe.
  4. Zorg dat wet- en regelgeving zich méé-ontwikkelt met de groei van de bio-economie. Een deel van de bestaande regelgeving is nog niet voorbereid op de transitie naar de bio-economie, bijvoorbeeld in de afvalwetgeving, mestwetgeving en de mededingingsregels.
  5. Bevorder samenwerking. Circulair werken vraagt nieuwe vormen van samenwerking over de grenzen van sectoren heen, binnen en tussen provincies, of tussen bedrijven en kennisinstellingen. De rijksoverheid kan bijdragen door kaders te creëren en best practices te etaleren.
  6. Benut de innovatieve kracht en het organisatievermogen van de land-, tuin- en bosbouwsector. Voorwaartse integratie in de productieketen (het produceren van halffabricaten) is nodig om een betere aansluiting te maken met de chemische sector in Nederland. Nieuwe vormen van landbouw (bijvoorbeeld landbouw op zee) verdienen een steun in de rug.
  7. Zoek Europese, regionale, mondiale en bilaterale samenwerking. Samenwerking in EU-verband is nodig: bovenstaande punten hebben bijna allemaal een Europese dimensie. De EU is bovendien bezig de strategie voor de bio-economie te herijken, en er wordt gewerkt aan de circulaire economie, aan het landbouwbeleid en de rurale ontwikkeling. Allemaal relevant voor de bio-economie. Samenwerking met buurlanden is essentieel omdat de bio-economie vaak ook een sterke regionale component heeft. Uiteraard doet dit niets af van het belang van mondiale samenwerking en van bilaterale samenwerking met toonaangevende landen in de bio-economie.

 

Wat kan de Federatie betekenen?

De Federatie Bio-economie Nederland kan helpen deze pijlers te bouwen. Concrete acties zijn nodig, vanuit de overheid én vanuit markt. De Federatie werkt vanuit de overtuiging dat respect voor het milieu de belangrijkste leidraad moet zijn voor de economie. We kunnen ons niet langer veroorloven om met de rug naar de natuur te produceren en te consumeren. De Federatie Bio-economie Nederland organiseert de hele keten van de biomassa. Wij hebben inmiddels een lijst ruim 95 aangeslotenen, waaronder bijna 30 bedrijven, 4 brancheorganisaties, 5 regionale ‘biobased’ samenwerkingsverbanden, 8 onderzoeksinstellingen en daarnaast projectontwikkelaars, wetenschappers en NGO’s. De Federatie heeft een Wetenschappelijke Raad voor de Bio-economie ingesteld, evenals een Raad voor Duurzaamheidsvraagstukken en een Studentenplatform.

De Wetenschappelijke Raad is gevraagd een kort science based paper voor te bereiden dat de potentiele rol van biomassa voor reductie van broeikasgassen uiteenzet, en daarbij tevens analyseert waar en hoe biomassa het meest optimaal ingezet kan worden. Zo’n paper is van belang voor het maatschappelijk debat, maar ook om de rol van biomassa in het klimaatbeleid te onderbouwen. De Raad voor Duurzaamheidsvraagstukken zal binnenkort aan de slag gaan om te werken aan een overtuigend duurzaamheidskader dat op alle biomassa (voedsel, veevoeder, materialen en energie) van toepassing kan zijn. Wij hopen bij deze initiatieven met uw ministerie samen te werken.

De Federatie is een partij bij uitstek om de bovengenoemde pijlers te concretiseren. Wij brengen tevens graag onze expertise in bij de gesprekken over het nieuwe klimaat- en energieakkoord. In het oude energieakkoord is een passage opgenomen over cascadering van biomassa waar nauwelijks uitvoering aan is gegeven. Dat kan in een nieuw akkoord beter, en wij dragen daar graag aan bij, ook in samenwerking met onder andere het Platform Bio-energie, de NVDE en het Platform Duurzame Biobrandstoffen.

Wij nodigen u tevens uit een werkbezoek te brengen aan een van de biobased bedrijven. Dat kan een goede gelegenheid zijn om kennis te nemen van de nieuwste ontwikkelingen binnen deze veelbelovende en innovatieve sector. Wij zijn uiteraard beschikbaar voor meer informatie en hopen op een productieve samenwerking met u en met uw ministerie.

Met vriendelijke groet, namens de Federatie Bio-economie Nederland,

 

Bestuurders:

 

Marcel Wubbolts

Peter-Paul Schouwenberg

Bob van der Kamp

Harry Bitter

 

Oprichters:

 

Roel Bol

Dorette Corbey

Hans Langeveld

 

 

 

 

Federatie Bio-economie Nederland                       

 

[1] De bio-economie is een economie waarin fossiele grondstoffen zijn vervangen door duurzaam geproduceerde biomassa en/of door biotische reststromen uit de land- en bosbouw, de maritieme sector en bijvoorbeeld de voedingssector.

[2] Zie ook de eerdere kabinetsvisie “Biomassa 2030”. Daarin pleit het kabinet voor een duurzaamheidskader voor alle biomassa, ongeacht de toepassing.